Nederland behoort tot de koplopers van Europa als het gaat om de transitie naar een circulaire economie. Tegelijkertijd is onze economie nog altijd vooral lineair, met ‘hier en daar’ wat recycling en reparatie. We hebben dus nog flinke stappen te zetten voordat we het doel bereiken: een volledige circulaire economie in 2050. Wat ons te doen staat? Een intensiever beleid is essentieel. Dit en meer lazen we in de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER of CE-rapportage) door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), die vandaag verscheen. In dit artikel lees je de vijf belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het rapport volgens onze expert Caroline Santamaria.
Het Nederlandse kabinet streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Om dit te behalen is het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie opgesteld. Het kabinet heeft het PBL gevraagd om op te treden als rekenmeester van het circulaire economiebeleid en daarnaast de regie te nemen bij de kennisontwikkeling rond het onderwerp circulaire economie. In de ICER, die vanaf nu tweejaarlijks zal verschijnen, brengt het PBL in kaart in welke mate de beleidsdoelen voor circulaire economie zijn gerealiseerd en waar bijsturing nodig is.
Vijf conclusies en aanbevelingen uit de CE-rapportage
1. Nederland recyclet tachtig procent van het afval en is één van de koplopers in Europa als het gaat om de overgang naar een circulaire economie.
Nederland hoort met tachtig procent recycling bij de koplopers in Europa als het gaat om de overgang naar een circulaire economie. De koppositie hebben we vooral danken aan het feit dat er in Nederland al decennialang fors is ingezet op het afvalbeleid. Daarnaast gebruiken we in Nederland ten opzichte van andere Europese landen minder grondstoffen voor consumptie en is onze grondstofvoetafdruk bij consumptie lager dan het gemiddelde in de EU. Dit houdt in dat de grondstoffen in de Nederlandse economie efficiënter worden ingezet dan in andere Europese landen.
Doordat Nederland in Europa al bij de koplopers hoort, is de circulaire uitdaging voor Nederland anders dan in de meeste andere Europese landen. Zo zijn in Italië en Oost-Europa nog grote stappen te maken door bijvoorbeeld minder afval te storten en meer te recyclen. Voor Nederland is het vooral de uitdaging om meer hoogwaardige recycling te realiseren en in te zetten op andere circulariteitsstrategieën, zoals hergebruik, ontwerp, refurbishing, delen en reparatie.
2. Onze economie functioneert grotendeels nog volgens de principes van de lineaire economie waaraan recycling en reparatie zijn toegevoegd.
In Nederland is er relatief veel aandacht voor circulair produceren en consumeren. Bedrijven, universiteiten, burgers, regionale overheden en andere partijen ondernemen allerlei acties gericht op circulariteit. Zo zijn er in 2019 meer dan honderd congressen over de circulaire economie georganiseerd.
Ondanks al deze activiteiten en inzet van middelen is circulair nog verre van mainstream. Circulaire bedrijven vormen slechts zes procent van het aantal bedrijven in Nederland. Daarbij bestond het overgrote deel van die circulaire bedrijven al voordat het Nederlandse circulaire economiebeleid was gestart. Denk hierbij aan garages, milieustraten en kringloopwinkels. Het PBL concludeert dat er momenteel vooral aandacht is voor het optimaliseren van het bestaande systeem terwijl een structurele transformatie van het systeem nodig is. Op dit moment functioneert onze economie nog grotendeels volgens de principes van de lineaire economie waaraan recycling en reparatie zijn toegevoegd.
ICER Rapportage 2021
3. Om de ambities te realiseren is een intensiever beleid nodig.
Om de transitie naar een circulaire economie te versnellen en de ambitie om volledig circulair te zijn in 2050 te behalen, moet er volgens het rapport een steviger beleid worden gevoerd. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid in de huidige aanpak stroken niet met de stevige ambities die er liggen, concludeert het PBL. Naast agenderen, stimuleren en draagvlak creëren zijn ook meer dwingende instrumenten nodig, samen met een gedragen visie die in concrete doelen is uitgewerkt. Hier is eind 2020 door de Rijksoverheid al een begin mee gemaakt. De overheid moet daarbij circulair gerichte innovatie bevorderen, bijvoorbeeld door eisen te stellen bij instrumenten zoals producentenverantwoordelijkheid , inkoop en aanbesteding.
Daarnaast is voor het zetten van vervolgstappen naar een circulaire economie in Nederland meer dan gemiddeld in Europa een Europees circulair-economiebeleid van groot belang vanwege de koploper positie en het Nederlandse ambitieuze circulaire-economiebeleid. Als de EU haar plannen voor producentenverantwoordelijkheid en circulair inkopen uitwerkt en verdergaande afvaldoelen vaststelt, zorgt dat voor een gelijker speelveld tussen landen. Een EU-aanpak kan daarnaast de concurrentiepositie van innovatieve Nederlandse bedrijven, die al circulaire producten of diensten aanbieden, op de wereldmarkt versterken.
4. Systematische informatie over grondstoffen en producten is cruciaal om hergebruik eenvoudiger te maken.
Veel grondstoffen zijn verwerkt in producten die we momenteel gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan beton in gebouwen, staal in machines en delen van de versnellingsbak in auto’s. Deze opgeslagen grondstoffen worden ook wel de voorraden voor toekomstig gebruik genoemd ofwel ‘urban mines’. Om producten en grondstoffen opnieuw te kunnen gebruiken, is het cruciaal dat er meer informatie voor handen is over de kwaliteit hiervan. Ook is er zicht nodig op de omvang, de locatie en het tijdstip van vrijkomen van producten om ze in de toekomst hoogwaardig te kunnen benutten. Zo’n overzicht is er nu niet. Bovendien is het nog niet duidelijk óf en hóe dat overzicht zal worden georganiseerd, en wiens verantwoordelijkheid dit is.
5. Een circulaire economie vraagt om een kabinetsbrede aanpak
Het PBL benadrukt in de rapportage het belang van een brede aanpak. Beleid gericht op het bevorderen van een circulaire economie gaat immers over verschillende productieketens, sectoren en schaalniveaus: van landbouw tot productontwerp en van lokaal tot mondiaal niveau. De conclusie is dan ook dat de circulaire economie geen zaak is van één ministerie, maar een kabinetsbrede aanpak nodig heeft waarin ieder ministerie een eigen rol en taak heeft in een samenhangend geheel.
Ik hoop dat in het regeerakkoord van het volgende kabinet de kans wordt gegrepen om de circulaire economie en de energietransitie als één samenhangend pakket te zien.
Anne-Marie RakhorstVan een kabinetsbrede aanpak is op dit moment helaas nog geen sprake. Om maar een voorbeeld te noemen: de transitie naar een circulaire economie valt op dit moment onder het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, terwijl de energietransitie – waar de circulaire economie veel raakvlakken mee heeft – onder het ministerie van Economische zaken en Klimaat valt.
Anne-Marie Rakhorst, samen met Caroline Santamaria een van de reviewers van de ICER, zei hier onlangs over: ‘Gevolg van deze gesplitste aanpak is dat je steeds moet lobbyen tussen de ministeries. Circulariteit is nu niet goed genoeg in de klimaatakkoorden verankerd. Het is alleen in de industrietafel (werkgroep industrie binnen het klimaatakkoord - red.) aan bod gekomen en niet bij bijvoorbeeld mobiliteit, terwijl er een rijksbrede aanpak nodig is waarin de twee onderwerpen met elkaar zijn verbonden. Ik hoop dat in het regeerakkoord van het volgende kabinet de kans wordt gegrepen om de circulaire economie en de energietransitie als één samenhangend pakket te zien.’ Dat het PBL met dezelfde aanbeveling komt, biedt hoop.
Wil je het volledige rapport lezen? Download het rapport via onderstaande button.
De Integrale Circulaire Economie Rapportage is gemaakt met behulp van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML), het Centraal Planbureau (CPB), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), RVO.nl, Rijkswaterstaat, Universiteit Utrecht en TNO. Elk van deze partijen brengt eigen specifieke kennis in.