Afgedankte spullen storten of verbranden is niet meer van deze tijd, zeker niet als ze nog waardevolle grondstoffen bevatten. Toch valt het in de praktijk niet mee om restafval in de ban te doen. Albert Bakker, adviseur circulaire economie en duurzaamheid bij Royal HaskoningDHV, denkt dat we dat ook niet moeten willen: ‘Sommig afval kan maar beter afval blijven.’ Maar met de juiste maatregelen kunnen we volgens hem wel degelijk met een heleboel minder toe.
Hoogwaardig recyclen begint bij optimaal scheiden. Onder dit motto dragen Nederlandse gemeenten sinds 2015 met hun afvalbeleid bij aan het streven naar een volledige circulaire economiein 2050. Ze hebben hiermee een offensief tegen restafval in gang gezet. Hun grootste wapen tot nu toe is de introductie van plastic drankkartons en metalen verpakkingen als nieuwe inzamelstromen naast glas, papier, textiel, gft en restafval. Andere middelen waarmee gemeenten het scheiden van afval stimuleren zijn kleinere containers en (ondergrondse) verzamelcontainers en het verlagen van de ophaalfrequentie van het restafval.
Met succes. Waar de gemiddelde Nederlander in 2015 jaarlijks nog 240 kilo weggooide, was dat vijf jaar later zestig kilo minder: het gewicht van vier volle kratten bier. Ook lukte het een derde van alle gemeenten om in 2020 75 procent van het afval te scheiden. In 2015 slaagde daar nog maar 7 procent in. Toch is een inhaalslag nodig: de ambitie voorzag 100 kilo restafval per inwoner en van al het afval had al 75 procent gescheiden moeten worden. Bakker geeft vijf manieren om er gas op te geven.
Het liefst willen we een wereld waarin afval niet meer bestaat.
Albert Bakker, adviseur circulaire economie en duurzaamheid bij Royal HaskoningDHVOplossing 1: een uniform ‘dit moet daar’
‘Laatst had ik een kartonnen diepvriesgroentedoos met een gelamineerde binnenkant die leek op de coating van drankkartons. Moest het daarom ook bij het PMD? Zelfs ik, een expert, wist het niet.’ Betere scheiding bij de bron leidt tot minder restafval. Voor Bakker begint het reduceren van restafval daarom met duidelijkheid over wat er in welke bak thuishoort. Vooral wat nu precies PMD is (plastic en metalen verpakkingen en drinkpakken), is in raadselen gehuld. Hij zou graag zien dat producenten logo’s gaan gebruiken die de consument de weg wijzen. Daarvoor is het ook nodig dat gemeenten op dezelfde manier gaan scheiden. ‘Dat hangt weer af van de techniek die hun regionale verwerkers gebruiken. Dus ook daar zit een belangrijk punt van afstemming.’
Oplossing 2: landschap laten leiden
Weten welk gedrag gewenst is, betekent nog niet dat mensen zich ook zo gaan gedragen. Op het afvalfront vormen stedelijke gebieden met veel hoogbouw een uitdaging, weet Bakker. ‘Daar zijn relatief veel lage inkomens. Bij een kleine portemonnee leven er in een huishouden begrijpelijkerwijs vaak andere zorgen dan het milieu. Bovendien biedt een klein woonoppervlak minder plek voor gescheiden inzamelen. Zeker als je moet betalen voor elke zak of kilo restafval, kan het verleidelijk zijn om die groentedoos of pizzadoos te deponeren bij een gescheiden stroom die wél gratis is.’ Daarom vindt Bakker het verstandig als gemeenten meer maatwerk leveren en bijvoorbeeld gedifferentieerd inzamelen als de kwaliteit van de gescheiden stromen dit vraagt: bronscheiding bij laagbouw en nascheiding bij hoogbouw.
Oplossing 3: van nascheiding een peulenschil maken
Ook bij nascheiding is winst te behalen, ziet Bakker. Huishoudelijk restafval gaat naar een afvalverwerker. Afhankelijk van de overeenkomst die een gemeente heeft met een verwerker, wordt dat afval óf direct verbrand, óf gesorteerd met behulp van nascheidingsinstallaties. Die zijn vooral goed in het onderscheppen van kunststofverpakkingen, zoals flessen en flacons. Maar papier, textiel en gft dat in de gewone vuilnisbak terecht is gekomen, is veel lastiger of financieel minder interessant om eruit te vissen en eindigt daardoor grotendeels in de vuilverbrander. ‘Om die materialen er ook uit te halen, zouden gemeenten en afvalverwerkers moeten investeren in de aanpassing van afvalscheidingsinstallaties.’
Oplossing 4: vies restafval opfrissen
Slagen we erin om verschillende typen recyclebaar materiaal eenvoudiger uit het restafval te halen? Dan moet dat verder verwerkt kunnen worden. Bakker: ‘Karton en textiel dat niet netjes vooraf gescheiden is, is nat en vuil. Daar weten (grondstof)producenten zich nu nog geen raad mee.’ Koffiefilters en gft uit het restafval zijn wel nuttig toe te passen, maar niet hoogwaardig. ‘Je mag het bijvoorbeeld niet meer verwerken tot compost, omdat er schadelijke zouten en metalen in kunnen zitten.’ Bakker hoopt dat onderzoekers er in de nabije toekomst in slagen om die materialen ook een nieuw leven te gunnen. Dat zou veel restafval schelen, want maar liefst twee derde van het restafval bestaat uit waardevol, recyclebaar materiaal.
Oplossing 5: een tandje dieper recyclen
Innovatie kan de afvalberg ook nog op een andere manier een stuk kleiner maken. ‘Recyclen gebeurt nu nog mechanisch’, vertelt Bakker. ‘Je hakt het oude product fijn of smelt het om en maakt er zo een bouwsteen van voor een nieuw product.’ Een veelbelovende nieuwe techniek is chemische recycling. ‘Dat brengt het product terug tot hoogwaardige primaire grondstoffen op moleculair niveau, zoals koolstof.’ Er wordt op dit vlak al gepionierd met PET-flessen en textiel. De grote uitdaging bij deze innovatierichting is volgens Bakker het beperken van de benodigde energie en CO2-uitstoot die chemische recycling met zich meebrengt.
Afval uitfaseren
Een soortgelijke spagaat speelt op een hoger niveau, signaleert Bakker: ‘Volledige circulariteit kan op gespannen voet staan met de volksgezondheid. We hebben decennialang zorgwekkende pfas-achtige stoffen de economie in gepompt zonder ons druk te maken over mogelijke effecten. Denk maar aan waterdichte coating en weekmakers in regenjassen. Een dashboard dat gemaakt is van colaflessen vind ik persoonlijk prima. Het omgekeerde vertrouw ik een stuk minder. Sommig afval kan maar beter afval blijven.’ Door deze erfenis zullen we moeten accepteren dat er nog enkele decennia een zekere mate van restafval is, meent Bakker. Maar hij ziet genoeg waar we wél mee aan de slag kunnen. ‘Terwijl we restafval zo snel en veel mogelijk uitfaseren is het zaak volop in te zetten op preventie, het gebruik van herbruikbare spullen en secundaire grondstoffen. Want wat we het liefst willen is een wereld waarin afval niet meer bestaat.’