Als eerste stad ter wereld lanceerde Amsterdam onlangs een eigen materialenmonitor. Het systeem brengt in kaart welke grondstoffen de stad inkomen, blijven en uitgaan en wat voor impact de materialen hebben op mensen en planeet. Het laat zien aan welke knoppen de stad kan draaien om zo snel mogelijk circulair te worden, zegt wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid Marieke van Doorninck.
Terwijl een goederenschip ronkend langs station Amsterdam Centraal vaart, rijden verderop in de stad tal van vrachtwagens af en aan om winkels en opslagplaatsen te bevoorraden. Wat komen ze brengen en halen? En als je alles bij elkaar zou optellen, hoeveel goederen en materialen gaan er dan op jaarbasis de stad in en uit? Het lijkt een vraag die haast onmogelijk is te beantwoorden, maar toch is dit precies wat Amsterdam besloot te onderzoeken. Samen met het CBS ontwikkelde de gemeente de Monitor Amsterdam Circulair, een tool die inzicht moet geven in alle materiaalstromen van de stad: van aardolie tot grind en van kleding tot elektronica.
De gedachte achter het systeem: als je toe wilt naar een klimaatneutrale en circulaire stad is het essentieel om te weten welke spullen er rondgaan en waar de grootste winst te behalen valt.
Een confronterende blik in de spiegel
Dat Amsterdam veel te winnen heeft, blijkt uit de eerste resultaten: jaarlijks overspoelt een stroom van 73 miljard kilo aan materialen de stad, terwijl 18 miljard kilo daarvan in Amsterdam blijft. Wil de gemeente het doel bereiken om in 2030 de helft minder grondstoffen te gebruiken, dan moet het totale materiaalverbruik met 2,3 miljard kilo per jaar omlaag.
Naast grondstoffengebruik kijkt de monitor naar de ecologische en sociale impact in de gehele waardeketen van de spullen, materialen en grondstoffen die door de stad bewegen, vertelt wethouder Duurzaamheid en Ruimtelijke Ontwikkeling Marieke van Doorninck. Er wordt bijvoorbeeld ingeschat of het delven van metalen die verwerkt zijn in elektronica heeft gezorgd voor watervervuiling op de plaats van herkomst en of een product onder slechte arbeidsomstandigheden is gemaakt.
De monitor houdt de stad zo op meerdere fronten een spiegel voor - en dat kan confronterend zijn. ‘Waar ik ontzettend van schrok is dat 70 tot 90 procent van de uitstoot waarvoor Amsterdam verantwoordelijk is niet in de stad wordt uitgestoten, maar elders in de wereld’, vertelt Van Doorninck. ‘Dat betekent dat als we klimaatneutraal willen worden, we niet alleen naar onze eigen uitstoot moeten kijken, maar ook naar wat er elders in de wereld gebeurt ten behoeve van ons.’
De wens van de gemeente om wat haar negatieve impact betreft verder te kijken dan de eigen stadsgrenzen past in het model van de ‘donuteconomie’ van de Engelse econoom Kate Raworth: een model waarbij de buitenste ring van de donut een ‘ecologisch plafond’ markeert en de binnenste ring een ‘sociaal fundament’.
Raworth ontwierp eerder speciaal voor Amsterdam de Stadsdonut. Het idee: een bloeiende stad die sociaal rechtvaardig is en ecologisch veilig, opereert binnen de grenzen van de donut - en de monitor helpt daarop aan te sturen.
‘We hebben de monitor expres helemaal open gemaakt zodat iedereen de milieu-impact kan zien - en dus ook wat het verschil maakt’
Marieke van Doorninck, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid bij de gemeente Amsterdam‘Een enorme impuls om het werkelijk anders te gaan doen’
De tool is nog jong: de eerste resultaten werden gepresenteerd in februari 2022, tijdens de Week van de Circulaire Economie. De gemeente zegt het model de komende tijd met diverse branches uit te gaan werken. Toch brengt de monitor nu al discussies op gang. ‘Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat we gaan kijken hoe we de bouw veel circulairder kunnen maken’, vertelt Van Doorninck. ‘Sommige bouwmaterialen zorgen voor veel CO2-uitstoot. Andere, zoals hout, voor veel minder. Als je weet hoeveel materialen er in de bouw gaan zitten en je weet óók wat het verschil zou zijn als je natuurlijke materialen gebruikt, dan is de monitor een enorme impuls om dat ook werkelijk te gaan doen.’
Ook ondernemers die naar aanleiding van de resultaten aan de slag willen, kunnen bij de gemeente terecht. ‘We hebben de monitor expres helemaal open gemaakt zodat iedereen de milieu-impact kan zien - en dus ook wat het verschil maakt’, legt de wethouder uit. ‘Ondernemers kunnen die informatie gebruiken om hun eigen manier van werken aan te passen, of om bij ons met voorstellen te komen en te zeggen: wij willen best veranderen, maar dan is dit wat we nodig hebben van de gemeente.’
‘Belast arbeid minder en grondstoffen meer’
In het Amsterdam van de toekomst is hergebruik de norm en gebruiken zowel inwoners als ondernemers zo weinig mogelijk nieuwe grondstoffen. Wat zijn inspirerende, bestaande initiatieven waar de wethouder er graag meer van zou zien? ‘Tijdens de coronacrisis hebben we mensen met een Stadspas extra korting gegeven bij kledingreparatiewinkels in Amsterdam’, vertelt Van Doorninck. ‘Dat betekende dat die winkels extra werk hadden in moeilijke tijden en dat mensen met een kleine beurs voor veel minder geld hun kleding konden laten repareren.’
Een landelijk initiatief waar de wethouder enthousiast over is, is Madaster, een materialenbank voor bouwprojecten. Van Doorninck: ‘Op dat digitale platform kan iedereen zien welke materialen over zijn uit bouwprojecten. Die kun je in een ander project weer inzetten.’
Wanneer je arbeid minder belast en grondstoffen juist meer, wordt het veel interessanter om spullen te hergebruiken en te repareren.
Marieke van Doorninck, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid bij de gemeente AmsterdamDe wethouder weet als geen ander dat een stad en haar ondernemers en inwoners veel kunnen bereiken, maar toch is voor fundamentele veranderingen een bredere aanpak nodig, stelt ze. ‘Ons economisch systeem is gebaseerd op een soort eindeloze groei: de belasting op grondstoffen is heel laag en die op arbeid heel hoog. Eén van onze belangrijkste agendapunten richting de overheid en de Europese Commissie is: draai dat om. Wanneer je arbeid minder belast en grondstoffen juist meer, wordt het veel interessanter om spullen te hergebruiken en te repareren. Op die manier zorg je hier voor werkgelegenheid en op andere plekken voor minder vervuiling en arbeidsuitbuiting. Bovendien gebruik je veel minder grondstoffen én je creëert minder afval.’
Een ander thema waar de gemeente bij de Europese Commissie voor pleit is een grotere verantwoordelijkheid voor producenten. Van Doorninck: ‘We vinden dat je Europees moet regelen dat je producenten kunt dwingen om spullen te maken die te repareren zijn. Dat right to repair is heel belangrijk voor de circulaire economie.’
Van groei naar harmonie
Bij de transitie naar een circulaire economie gaat de nieuwe monitor ongetwijfeld helpen, denkt Van Doorninck. Toch vormen meetsystemen en cijfers slechts een aanzet voor het echte werk, benadrukt ze: ‘Uiteindelijk moeten we onze manier van kijken naar welvaart veranderen. Op dit moment staat welvaart gelijk aan groei, maar volgens mij hoort welvaart erom te gaan dat we in harmonie met de natuur en met mensen over de hele wereld samenleven. En dat vraagt om meer.’
‘Het mooie is dat je door zo’n materialenmonitor met je neus op de feiten wordt gedrukt’, besluit ze. ‘En ik denk dat die bewustwording ontzettend helpt om te veranderen.’