Klimaat en energie logo 2020 breedbeeld

Als we de emissiedoelen van 2030 willen halen zal het huidige tempo van de verlaging van de uitstoot van broeikasgassen en CO2 moeten worden verdubbeld. Dit blijkt uit de Klimaat- en Energieverkenning van 2020. Ook het behalen van het Urgenda-reductiedoel 2020 is nog niet zeker. De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) is het document dat, zoals omschreven in de Klimaatwet, jaarlijks de ontwikkeling van de broeikasgasemissies in Nederland tot en met 2030 beschrijft. Het rapport wordt ieder jaar uitgebracht door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met het CBS, TNO EnergieTransitie, het RIVM en RVO.nl.

Wegens de coronacrisis verschijnt de KEV dit jaar onder bijzondere omstandigheden. De crisis heeft grote invloed op de uitstoot van broeikasgassen, zeker op de korte termijn. Daarom is dit jaar meer aandacht besteed dan anders aan de emissie-ontwikkeling van het lopende jaar, 2020.

Aanleiding voor dit rapport: de Klimaatwet van mei 2019

Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van het beleid waarmee het kabinet de broeikasgasemissies in Nederland wil terugdringen tot een niveau dat 49% (in 2030) en 95% (in 2050) lager ligt dan in 1990.

Naast dat het rapport jaarlijks de stand en verwachting van de broeikasuitstoot laat zien, geeft het een inkijkje in welke sectoren in welke mate bijdragen aan de verwachte uitstoot in ons land. De KEV is ingedeeld in vijf verschillende sectoren: landbouw, mobiliteit, gebouwde omgeving, industrie en elektriciteit en toont hun impact sinds 1990, toen de Urgenda-doelstellingen werden vastgelegd.

Behalen Urgenda-doelstelling 2020 afhankelijk van impact crisis en het weer

De uitstoot van broeikasgassen in Nederland moet omlaag om te voldoen aan de uitspraak in de Urgenda-klimaatzaak. In 2013 klaagde de Urgenda-stichting de Nederlandse staat aan, omdat de staat in hun ogen niet voldoende deed om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De rechter was het hiermee eens. Deze oordeelde in 2013 dat de staat in actie moest komen en de CO2-uitstoot in 2020 met 25 procent naar beneden moest hebben gebracht.

Gaan we in 2020 deze Urgenda-doelstelling halen? Uit het rapport blijkt dat dit nog niet met zekerheid te zeggen is, maar de kans is klein. Om de uitstoot van 2020 zo goed mogelijk te voorspellen heeft het PBL gegevens van het CBS over de eerste helft van 2020 gecombineerd met twee emissiescenario’s voor de laatste maanden van 2020: een hoog en een laag emissiescenario. In het hoge scenario is bijvoorbeeld de impact van COVID-19 beperkt en zijn de laatste maanden van 2020 relatief koud, wat samen leidt tot meer uitstoot. Het scenario met lage uitstoot is daarvan het spiegelbeeld: er komt een tweede lockdown en we hebben in het najaar relatief hoge temperaturen.

Wat blijkt: met het doorrekenen van deze scenario’s werd duidelijk dat, om het Urgenda-doel te behalen, de ontwikkelingen in 2020 flink richting het lage scenario zouden moeten uitpakken wil het 2020-doel worden behaald. Conclusie: het is nog mogelijk, maar de kans dat we het gaan halen blijkt klein.

Emissiedoelen 2030: tempo reductie moet verdubbelen

Als het huidige tempo van emissiereductie wordt aangehouden komen we uit op een vermindering van uitstoot van 34% ten opzichte in 2030. In het rapport concludeert het PBL dat de jaarlijkse emissiereductie zal moeten verdubbelen om de 49% wel te halen: van 3 megaton reductie tussen 2010 en 2019 naar 6 megaton reductie tussen 2020 en 2030. Er is dus werk aan de winkel om onze uitstoot sneller te doen verminderen. Wel zijn er enkele sectoren al hoopgevend aan het versnellen.

Belangrijkste punten Klimaat- en Energieverkenning 2020

  • De verwachting is dat in 2030 34% emissiereductie is behaald
  • Om het doel van 49% in 2030 te halen moet het reductietempo verdubbelen
  • De verwachte reductie is het grootst in elektriciteitssector
  • In de gebouwde omgeving is sprake van een goede start
  • In overige sectoren blijft een duidelijke emissiereductie voorlopig uit

Emissiereductie energiesector in volle gang, kansen voor Nederland

Uit de Klimaat- en Energieverkenning blijkt dat de meeste emissiereductie wordt verwacht in de elektriciteitssector. Het huidige overheidsbeleid zal de energiesector in komende jaren verder sturen richting hernieuwbare energie. Het aandeel in energie van zonnepanelen en windmolenparken wordt steeds groter en kolen worden minder gebruikt. Ook de lagere gasprijs heeft een positieve uitwerking op de uitstootreductie: doordat we hier vanwege de gunstige prijzen meer gebruik van maken, sluiten steeds meer oude en vervuilende kolencentrales.

Uit het rapport valt op te maken dat er kansen liggen voor Nederland om van een energie-importeur (van gas en kolen) een energie-exporteur (van windenergie) te worden. Met name wanneer we vol inzetten op windenergieparken op zee: deze leveren namelijk, meer dan zonnepanelen, een constante hoeveelheid energie en Nederland heeft met de ligging aan de Noordzee een unieke concurrentiepositie op het gebied van windenergie. Te verwachten is dat de landen om ons heen onze groene energie willen importeren om hun emissiedoelen te kunnen behalen en toch hun inwoners van stroom te kunnen voorzien. Sowieso wordt verwacht dat de hoeveelheid hernieuwbare energie zal stijgen van 8,7% in 2019 naar 25% in 2030 en de uitstoot van de energiesector tegen 2030 zal zijn gehalveerd ten opzichte van 2019.

Waarom wordt er niet verwacht dat er veel meer energie nodig is in de toekomst, met de opkomst van steeds meer elektronische apparatuur?

Dit is omdat alle elektronische apparatuur zoveel energiezuiniger geworden is. Een laptop of mobiele telefoon van nu gebruikt aanzienlijk minder energie dan een van tien jaar geleden. Verwachting is dat deze ontwikkeling van duurzamere apparaten door zal zetten en er dus niet (veel) meer energie nodig zal zijn dan nu.

Mobiliteit, industrie, landbouw en gebouwde omgeving: in de opstartfase

Eindverbruikers van de opgewekte energie - de consument, de industrie en de landbouw - dragen vooralsnog minder bij aan de reductie van broeikasgassen dan de energie-opwekkers en zitten veelal nog in een opstartfase. In deze sectoren verwacht het PBL een niet al te grote terugloop van uitstoot wanneer de huidige trends en beleidsplannen worden doorgezet. Samen zullen ze zorgen voor zo’n één derde van de totale reductie, tegenover de twee derde die de energiesector voor zijn rekening neemt.

De sector ‘industrie’ verkleinde zijn emissievoetafdruk snel tot 2010, omdat het voor die tijd relatief eenvoudig was voor die sector om te verduurzamen en minder CO2 uit te stoten. Nu deze grote stappen gemaakt zijn, vindt deze sector het lastiger om reductie door te zetten (zie ook figuur 1), maar een lichte daling in uitstoot is nog steeds te zien. Ook de emissie van de landbouw blijft redelijk stabiel. Hierin verwacht het PBL met het huidige beleid en de progressie tot zover de komende tien jaar geen grote veranderingen in uitstoot. De landbouw kan waarschijnlijk wel, buiten beleid om, door de consument bewogen worden om de emissie te reduceren.

Figuur1 Emissie broeikasgassen

Welke impact heeft onze elektrificatie van onze vervoersmiddelen? Nog niet heel veel zo blijkt. De e-scooters, e-bikes en hybride en elektrische auto’s zijn vooralsnog een druppel op een gloeiende plaat in het terugdringen van de uitstoot. Gekeken naar deze sector ‘mobiliteit’, heeft de huidige groei van het aanbod in elektrische en zuinigere voertuigen óf de 100 km/u maximum snelheid nog niet genoeg impact om het zo nodige verschil te maken. Het verduurzamen van vrachtwagens, scheepvaart en luchtvaart is nodig om in deze sector een flinke daling in uitstoot te gaan zien. Anders wordt tot 2030 in mobiliteit geen grote reductie verwacht. We zullen kritisch moeten blijven op hoe we ons voortbewegen en hoe we onze goederen verplaatsen.

Steden en gemeenschappen op de goede weg

In de gebouwde omgeving (onze steden, dorpen en gemeenschappen) is vanaf 2020 wel degelijk een emissiereductie te zien. Dit komt met name doordat huizen- en kantorenbezitters steeds vaker gebruikmaken van zonnepanelen en huizen en kantoren voorzien zijn van stadsverwarming. Daarbij zijn huizen en kantoorgebouwen steeds vaker goed geïsoleerd. Met name de bedrijven in deze ‘gebouwde omgevingen’ zorgen voor een boost in het gebruik van herwinbare energie, omdat ze relatief eenvoudig de grote vlakke oppervlakken van hun kantoorpanden kunnen uitrusten met zonnepanelen.

Verwachting is dat de gebouwde omgeving, vallend onder werelddoel SDG11 Duurzame steden en gemeenschappen, komende tijd goede stappen blijft maken richting een duurzamere leefomgeving en zo een flinke steen bijdraagt aan het terugbrengen van onze uitstoot.

Meer informatie over het rapport

Wil je meer weten over dit rapport? Het PBL heeft meerdere publicaties uitgebracht over de Klimaat- en Energieverkenning. Op de website van het Planbureau voor de Leefomgeving vind je alle informatie.

Deel dit artikel op social media